Na heel wat jaren buitenland kwam ik half juli aan in Nederland met een koffer vol met van alles voor je-weet-maar-nooit, maar tot mijn blijde verbazing waren de weergoden me gunstig gezind. Bijna iedere dag werd ik begroet door blauwe lucht met hier en daar een wattig, wit wolkje, en vrolijke zonneschijn die als een liefkozing voelde in plaats van de frontale aanval van het verblindend licht en harteloze hitte van Egypte.
Zomer in Nederland is een beetje een feestje. Tenminste, zo eentje als deze. Met picnicken in het park. En luie zondagmiddagen met vrienden en gekoelde wijn. Een seizoens-zaligheid die van dag tot dag zomaar voorbij kan regenen en daarom juist zo heerlijk is. Een tractatie voor een bezoeker zoals ik en het voelde een beetje als thuis.
En toen werd er een vliegtuig uit diezelfde blauwe lucht geschoten. Opeens kaatste dat stralende zonlicht meedogenloos terug van de brokstukken die achteloos over kilometers verspreid lagen. Honderden levens werden zomaar beeindigd en nog heel veel meer onherstelbaar veranderd omdat iemand vond dat hij zijn gelijk kracht bij kon zetten door een vliegtuig op te blazen. Velen in Nederland konden het maar moeilijk bevatten.
De minister van buitenlandse zaken vloog van overal naar nergens om te zorgen dat de stoffelijke resten naar huis konden komen. En hij sprak de VN toe in een speech die alles omvatte wat er aan emoties in het land leefden.
En dat waren er nogal wat. Op televisie en radio stonden rouwdeskundigen paraat om ons te vertellen wat we voelden en social media stond vol met berichtjes waar de woede en verslagenheid, het verdriet en vooral het ongeloof van afdropen.
We zagen flanerende strijders in onofficiele legeruitrustingen graaiend in koffers, zoekend door portemonees en nonchalant trouwringen van vingers peuterend. Die beelden van mannen die als hyenas door de resten van het vliegtuig rommelden op zoek naar buit waren afstotelijk, en bijna stotterend van verbijstering en onmachtige woede gaven willekeurige Nederlanders er commentaar op.
Ik voelde ook de afschuw voor het geweld en het medeleven voor het radeloze verdriet van de achterblijvers. Maar ook dingen die niet voorkwamen in de rijtjes van de deskundigen.
De berichtjes op mijn Facebook klonken vertrouwd maar ook vreemd. Die discrepantie bleef bestaan tot ik me realiseerde dat de inhoud bekend klonk. Ik lees al drie jaar lang over pijn, verdriet, onmacht, oorlog en willekeur met dodelijke afloop, want in Egypte is het al een hele poos raak. Maar deze keer waren de berichten in het Nederlands, in plaats van in het Engels, geschreven.
In de stilte van het ingetogen blijk van verdriet, terwijl de stoffelijke resten van Eindhoven naar Hilversum werden gebracht, realiseerde ik me dat door jaren geweld, moord, marteling, verkrachtingen en armoede van dichtbij te hebben gezien, ik een beetje een buitenstaander ben geworden. En dat ik inmiddels met hele andere ogen naar het slechtste in de mens kijk.
Het verbaast mij helemaal niets meer.